Duurzaamheidsinformatie

1) Samenvatting

Het pensioenfonds promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. Wel streven we een minimumpercentage duurzame beleggingen in de zin van artikel 2 (17) SFDR na van 5%. Dit betreft de beleggingen in Groene obligaties, die een milieudoelstelling hebben, maar niet als ecologisch duurzaam kunnen worden aangemerkt op basis van de EU Taxonomy. De geplande allocatie naar Groene obligaties is 8%. Het pensioenfonds hanteert geen duurzame referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling zoals bedoeld in SFDR.

In ons maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB)-beleid staan de volgende thema’s centraal:

  • Klimaatverandering;
  • Goede gezondheid en welzijn;
  • Mensenrechten;
  • Arbeidsnormen;
  • Milieu;
  • Anti-corruptie.

Invulling van deze thema’s vindt plaats door de inzet van de volgende MVB-instrumenten:

  1. Uitsluitingsbeleid;
  2. Betrokkenheidsbeleid;
  3. ESG-integratie;
  4. ESG risicomanagement;
  5. Impactbeleggingen.

Het pensioenfonds belegt vooral via beleggingsfondsen en kan het MVB-beleid en de Environmental/Social kenmerken die het promoot dus ook alleen maar via het selectie- en monitoringsbeleid vormgeven.

Een uitgebreide beschrijving van ons Verantwoord Beleggingsbeleid is te vinden op onze website.

In 97% van de beleggingen worden ecologische en sociale kenmerken gepromoot. De overige beleggingen (3%) bestaan uit (staats)obligaties uit opkomende landen en liquiditeit.

We screenen de portefeuille op het aantal bedrijven dat:

  1. zich schuldig maakt aan schending van internationale normen waaronder het VN Global Compact, de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de Un Guiding Principles on Business & Human Rights (PAI 10)
  2. betrokken is bij de productie van controversiële wapens (PAI 14).

Daarnaast meten en monitoren we

3. de koolstofvoetafdruk van de beleggingen in ondernemingen (PAI 2); en
4. het percentage groene obligaties in onze portefeuille.

De monitoring wordt voor ons verzorgd door de fiduciair beheerder. Deze stelt jaarlijks op grond van ons uitsluitingenbeleid een lijst van uitgesloten ondernemingen en landen samen. Op basis van deze lijst worden de (indirecte) beleggingen van het pensioenfonds gescreend. Daarnaast rapporteert onze fiduciair beheerder elk kwartaal de gemiddelde broeikasgasintensiteit van de ondernemingen waarin we beleggen en het percentage groene obligaties in portefeuille.

Voor het samenstellen van de uitsluitingslijsten maakt fiduciair beheerder gebruik van Sustainalytics. Omdat we uitsluitend beleggen via fondsen kan er onderliggend toch beleggingen zijn in landen of bedrijven die op onze uitsluitingslijst staan. Naar verwachting zal dit echter op totaalportefeuilleniveau tot beperkte blootstelling leiden.

Niet voor alle ondernemingen in portefeuille is informatie beschikbaar over de broeikasgasintensiteit. We verwachten dat de databeschikbaarheid onder invloed van wetgeving in de loop van de tijd zal verbeteren.

De databeperkingen hebben naar verwachting geen effect op het behalen van de ecologische en sociale kenmerken die het pensioenfonds promoot.

We voeren jaarlijks een due diligence onderzoek uit, waarbij de ondernemingen die zich in de beleggingsportefeuille bevinden worden getoetst aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. De uitkomsten van het due diligence onderzoek worden besproken en beoordeeld door het bestuur.

Het fonds past geen eigen engagementbeleid toe omdat het uitsluitend belegd via beleggingsfondsen en de beheerders van deze fondsen zelf een engagementbeleid inzetten.

2) Geen duurzame beleggingsdoelstelling

Het pensioenfonds promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. Wel streven we een minimumpercentage duurzame beleggingen na van 5%. Dit betreft de beleggingen in Groene obligaties, die een milieudoelstelling hebben, maar niet als ecologisch duurzaam kunnen worden aangemerkt op basis van de EU Taxonomy. Bij deze beleggingen past de manager een uitsluitingenbeleid toe, op basis waarvan gewaarborgd is dat geen ernstige afbreuk aan ecologische of sociale beleggingsdoelstellingen wordt gedaan.

Daarbij staan de navolgende ongunstige effecten centraal: (1) Schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en (2) Blootstelling aan controversiële en conventionele wapens.

3) Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product

Het pensioenfonds promoot ecologische en sociale kenmerken, zoals beschreven in Artikel 8 SFDR. Dit doen we via ons maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB)-beleid. Binnen dit beleid stellen we de volgende thema’s centraal:

  • Klimaatverandering: ondernemingen en landen die oplossingen bieden of risico’s lopen in relatie tot klimaatverandering of kansen benutten als gevolg van klimaatverandering;
  • Goede gezondheid en welzijn: ondernemingen die oplossingen bieden of risico lopen in relatie tot gezondheid en welzijn;
  • Mensenrechten: ondernemingen die mensenrechten-principes van Global Compact & OESO richtlijnen schenden;
  • Arbeidsnormen: ondernemingen die arbeidsnormen-principes van Global Compact & OESO richtlijnen schenden;
  • Milieu: ondernemingen die milieunormen van Global Compact & OESO-richtlijnen schenden;
  • Anti-corruptie: ondernemingen die anti-corruptienormen van Global Compact & OESOrichtlijnen schenden.

Invulling van deze thema’s vindt plaats door de inzet van de volgende MVB-instrumenten:

  1. Uitsluitingsbeleid. Hiermee worden ondernemingen die betrokken zijn bij productie van controversiële wapens of op structurele en grove wijze de principes van het Global Compact de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen of de UNGPS schenden uitgesloten van het beleggingsuniversum. Hetzelfde geldt voor landen waartegen een wapenembargo is uitgevaardigd. Hiermee borgen wij onze normatieve ondergrens en ESG-risico’s. Omdat het fonds vooral via beleggingsfondsen belegt, is het uitsluitingsbeleid niet afdwingbaar. In het selectieproces wordt het door de vermogensbeheerder gevolgde uitsluitingsbeleid meegewogen. Omdat het pensioenfonds uitsluitend via beleggingsfondsen belegt, kan het eigen uitsluitingsbeleid
    enkel via een selectie- en monitoringsbeleid worden toegepast.
  2. Betrokkenheidsbeleid. Het pensioenfonds selecteert uitsluitend beleggingsfondsen die aantoonbaar een engagement- en stembeleid voeren en hierover rapporteren.
  3. Het integreren van duurzaamheidsaspecten in de beleggingsbeslissing (ESG-integratie). Dit kan zijn in het managerselectietraject, of binnen het beleggingsproces van de vermogensbeheerder. Wij zetten ESG-integratie in omdat het bestuur van mening is dat het integreren van duurzaamheidsinformatie tot betere beleggingsbeslissingen leidt. De toegevoegde waarde hiervan wordt per beleggingscategorie beoordeeld. Aandelen, (bedrijfs) obligaties en vastgoed zijn beleggingen waarvan het fonds ESG-integratie inzet als onderdeel van het manager selectiebeleid. Wij verlangen dat de door ons geselecteerde managers de UN-Principles for Responsible Investing (PRI) hebben ondertekend. Met de
    ondertekening van deze zes principes erkent de beheerder dat hierdoor het belang van beleggers beter in lijn wordt gebracht met het bredere doelstellingen in de maatschappij op het gebied van milieu, mens en governance.
  4. Het expliciet meenemen van ESG risico’s in het risicomanagement raamwerk. In de eigen-risicobeoordeling van het fonds wordt ook een beoordeling gemaakt worden van risico's die met klimaatverandering, het gebruik van hulpbronnen en het milieu verband houden als ook sociale risico's en risico's in verband met de waardevermindering van activa als gevolg van veranderde regelgeving.
  5. Het doen van impactbeleggingen, waarmee we, naast een financieel rendement ook uiting geven aan de wens om maatschappelijk nuttige projecten te financieren. Een voorbeeld hiervan zijn Groene bedrijfsobligaties, gericht op de financiering van de energietransitie.

Het pensioenfonds hanteert geen duurzame referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling zoals bedoeld in SFDR. Wel kan het fonds op het niveau van substrategieën duurzame benchmarks gebruiken voor realisatie van doelstellingen, waaronder benchmarks voor groene obligaties.

4) Beleggingsstrategie

Het pensioenfonds voert een beleggingsstrategie waarbij het renterisico van de verplichtingen wordt beheerst via de Matchingportefeuille. Hieronder vallen de volgende beleggingscategorieën: Europese staatsobligaties, liquiditeiten, rentederivaten, bedrijfsobligaties en woninghypotheken. Daarnaast hanteert het fonds een rendementsportefeuille, waaronder de volgende
categorieën vallen: aandelen, niet-beursgenoteerd vastgoed en staatsobligaties van opkomende markten. De allocaties volgen uit de Asset Liability Management berekeningen en die input vormt voor de Strategische Asset Allocatie.

Het pensioenfonds belegt vooral via beleggingsfondsen en kan het MVB-beleid en de Environmental/Social kenmerken die het promoot dus ook alleen maar via het selectie- en monitoringsbeleid vormgeven. De geselecteerde beleggingsfondsen die in bedrijven beleggen kennen een eigen beleid ten aanzien van ‘goed bestuur’, wat tot uitdrukking komt in de SFDR 8 of 9 classificatie die deze fondsen hebben. Het grootste deel van de portefeuille (>90%) bestaat uit SFDR artikel 8 of 9 beleggingsfondsen, waarvoor de beheerder het eigen 'goed bestuur' raamwerk toepast.

Een uitgebreide beschrijving van ons Verantwoord Beleggingsbeleid is te vinden op onze website

5) Aandeel beleggingen

Het pensioenfonds heeft een geplande allocatie naar duurzame beleggingen in de zin van artikel 2 (17) SFDR van 8%, met een minimum van 5%. De geplande asset allocatie in termen van SFDR is als volgt:

De ‘overige’ beleggingen betreffen de beleggingen in liquiditeiten en obligaties van overheden uit opkomende landen in lokale valuta. Deze categorieën zijn opgenomen met het oog op het verbeteren van het risico/rendementsprofiel van de beleggingsportefeuille. Deze beleggingscategorieën hebben een beperkt gewicht in de totale beleggingsportefeuille.

6) Monitoring ecologische of sociale kenmerken

We meten de verwezenlijking van deze duurzaamheidskenmerken door de volgende duurzaamheidsindicatoren te gebruiken. We screenen de portefeuille op het aantal bedrijven dat:

  1. zich schuldig maakt aan schending van internationale normen waaronder het VN Global Compact, de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de Un Guiding Principles on Business & Human Rights (PAI 10)
  2. betrokken is bij de productie van controversiële wapens (PAI 14).

Daarnaast meten en monitoren we

3. de koolstofvoetafdruk van de beleggingen in ondernemingen (PAI 2); en
4. het percentage groene obligaties in onze portefeuille.

De monitoring wordt voor ons verzorgd door de fiduciair beheerder.

7) Methodologieën voor ecologische of sociale kenmerken

Onze fiduciair beheerder stelt jaarlijks op grond van ons uitsluitingenbeleid een lijst van uitgesloten ondernemingen en landen samen. Op basis van deze lijst worden de (indirecte) beleggingen van het pensioenfonds gescreend.

Daarnaast rapporteert onze fiduciair beheerder elk kwartaal de gemiddelde broeikasgasintensiteit van de ondernemingen waarin we beleggen. Deze cijfers zijn gebaseerd op de meetmethodiek van het Partnership for Carbon Accounting Financials (PCAF) en omvatten scope 1, 2 en 3 data, waarbij de uitstoot wordt uitgedrukt relatief ten opzichte van de omzet van de onderneming. Waar relevant vergelijken we de uitstoot van onze portefeuille met de broeikasgasintensiteit van marktwaardegewogen benchmarks. Ook wordt het percentage groene obligaties gerapporteerd.

8) Databronnen en -verwerking

Voor de samenstelling van de uitsluitingslijsten maakt onze fiduciair beheerder gebruik van data van Sustainalytics. Voor de berekening van de broeikasgasintensiteit wordt gebruik gemaakt van data van ISS Ethix.

De fiduciair volgt een proces om de kwaliteit van de data te waarborgen, zoals checks op consistentie, bewerking en aanvulling uit andere bronnen. Voor de berekening van de broeikasgasintensiteit geldt, dat deze data niet van alle ondernemingen beschikbaar is. Scope 1 en 2 is voor ondernemingen die deel uitmaken van de marktwaardegewogen index over het algemeen goed beschikbaar. Ontbrekende data wordt geschat op basis van sectorgemiddelden.

9) Methodologische en databeperkingen

Voor het samenstellen van de uitsluitingslijsten maakt onze fiduciair gebruik van Sustainalytics. De analyses zijn veelal terugkijkend, waardoor mogelijk niet alle actuele informatie is verwerkt. Omdat we uitsluitend beleggen via fondsen kan er onderliggend toch beleggingen zijn in landen of bedrijven die op onze uitsluitingslijst staan. Dit kan worden veroorzaakt doordat de uitsluitingscriteria van de fondsbeheerder anders zijn dan die van het pensioenfonds of doordat de fondsbeheerder voor het vaststellen van bijvoorbeeld betrokkenheid bij controversiële wapens of schending van internationale normen andere databronnen of omzetdrempels gebruikt dan onze fiduciair beheerder. Naar verwachting zal dit echter op totaalportefeuilleniveau tot beperkte blootstelling leiden.

Niet voor alle ondernemingen in portefeuille is informatie beschikbaar over de broeikasgasintensiteit. Ontbrekende data worden geschat op basis van sectorgemiddelden. Dit kan alleen voor ondernemingen met activiteiten die voldoende overlap hebben met een sector. We verwachten dat de databeschikbaarheid onder invloed van wetgeving in de loop van de tijd zal verbeteren. Voor de aandelen van ontwikkelde markten is een databeschikbaarheid van scope 1, scope 2 en scope 3 data van 99%. Hiervan kan tot 70% het resultaat zijn van modelschattingen.

De databeperkingen hebben naar verwachting geen effect op het behalen van de ecologische en sociale kenmerken die het pensioenfonds promoot.

10) Due diligence

We voeren jaarlijks een due diligence onderzoek uit, waarbij de ondernemingen die zich in de beleggingsportefeuille bevinden worden getoetst aan het OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Met deze screening van de beleggingsportefeuille identificeren we (potentiële) negatieve impacts op samenleving en milieu. We prioriteren de meest ernstige negatieve impacts ten minste op basis van: ernst, schaal en onomkeerbaarheid. Hiervoor maken wij gebruik van een classificatiesysteem voor veroorzaakte negatieve impact (0 t/m 5), waarbij wij de meest negatieve impact (categorie 4 en 5) nader betrekken in ons onderzoek. De uitkomsten van het due diligence onderzoek worden
besproken en beoordeeld door het bestuur. Hierbij toetst het fonds of de bestaande beleidsuitgangspunten, normstelling en mitigerende maatregelen ten aanzien van schendingen in de portefeuille nog volstaan. Het due diligence onderzoek wordt voor ons uitgevoerd door onze fiduciair beheerder, waarbij gebruik wordt gemaakt van analyses Sustainalytics.

11) Engagementbeleid

Het fonds past geen eigen engagementbeleid toe omdat het uitsluitend belegd via beleggingsfondsen en de beheerders van deze fondsen zelf een engagementbeleid inzetten. Wij houden bij de selectie van (nieuwe) vermogensbeheerders integraal rekening met de wijze waarop de beheerder het engagementbeleid invult, waarbij we jaarlijks de uitvoering van het engagementbeleid evalueren. Bij deze beoordeling betrekken wij onder andere; het aantal ondernemingen waarmee een dialoog is gevoerd, de voortgang en de resultaten van de gevoerde dialogen, de vervolgbeslissingen en in hoeverre de dialoog heeft bijgedragen aan herstel- en verhaalsmogelijkheden bij negatieve impact op de maatschappij.

12) Aangewezen referentiebenchmark

De pensioenregeling als geheel heeft geen referentiebenchmark zoals bedoeld in SFDR. De vraag is daarom niet van toepassing.

Link naar PAI statement

Link naar PAI rapportage over 2022

Link naar PCD

Link naar MVB beleid